Dorp Mrač wordt voor het eerst in 1318 vermeld, toen men over de plaatselijke landedelman Zdislav van Mrač schreef. Hij woonde zelf waarschijnlijk in de oudere vesting, waar slechts het vestingwerk van is overgebleven, ongeveer 100 m ten oosten van de later gebouwde nieuwe vesting die nog wel is bewaard. Het is een klein heuveltje met steile hellingen. Voor het vestingwerk is een kegelvormige verhoging, waar een houten blokhuis zou hebben gestaan. In 1356 werden andere landheren van Mrač genoemd, de gebroeders Oldřich, Vilém en Ješata. Maar de schriftelijke berichten over de vesting en de redenen waarom het vrij snel was vervallen, zijn niet bekend.